Per huifkar naar Zuid-Frankrijk
 

Verander de achtergrondkleur  

 

Dochter 
van 
Eva...


 

Rianne loopt vrij rond op de camping

 

 

 

Wat is het leven mooi



Wat is geluk?



Gefriemel, gefrutsel,
'je t'aime'



Vive la France

Een mooie meid op
een fiets...

Nieuw woord: 'les crottins...'



A cause de l'hygiène...



Dochter van  Eva...



Keurig in het pak,
met stropdas...



Strak gebroekt,
rood  gelaarsd

Bien passé vos
vacances?

 

 

 

home


'Als je de weg naar Aujac neemt, kom je er vanzelf.'
Camping Le Martinet, de gierzwaluw in het Nederlands. 'Mauersegler' zeggen de oosterburen, muurzeiler. Treffend omschreven; de vogel 'zit' tegen loodrechte muren. En in dit door loodrechte bergwanden gemarkeerde gebied is Marie dus neergestreken. Die goede, oude, ondernemende vriendin die haar huwelijk op de klippen zag lopen en een aardige Fransman tegen het lijf liep die zich in vergelijkbare situatie bevond. Samen een camping, dat leek ze wel wat. Een nudistencamping, toe maar. Dat was ik vergeten. Puur natuur, daar houdt Marie van. En hier zou, meende ze, wellicht ook een nieuwe toekomst voor mij zijn. Samen met de kleine marieke, dochterlief, die iets met paarden wil waar moeders noch nieuwe vriend enige sjoege van hebben. Het kind reed al pony in de moederbuik en nu, op haar twaalfde, kan ze alleen maar over paarden praten.
Ze is een goede ruiter en wil in de toekomst zelf een manege. Misschien met mijn hulp, meende Marie, die ik had bekend dat de schrijfmachine me soms de keel uitkomt. Zelf ervaren bosruiter, zou ik bij aankomst ook weten wat mennen is. Met de huifkar zouden we ritten kunnen maken met de campinggasten en met ruiters onder hen tochten in het zadel. Niet geheel verstoken van romantische gevoelens, leek mij dat een aantrekkelijk perspectief. Echter, in tegenstelling tot de dochter ben ik geboren met een pen in mijn handen, voorbestemd de goegemeente in te lichten over wat zich zoal in de wereld afspeelt. Of een leven tussen paardenkeutels een redelijk alternatief is? Afijn, we zullen zien. Eerst maar eens veilig beneden zien te komen. Het pad ziet er nogal steil uit. Na de bocht blijkt dat het beginstuk een flauwe helling was. De rem lijkt stuk, Rianne draaft, de kar dendert achter haar aan. Dat pad komen we zonder hulp nooit meer op, dat is wel duidelijk.

Michel, zijn vrouw Lilian en hun zoontje Alexandre vormen het welkomstcomité. Ik vraag naar Marie. Die is er niet. Vriend en dochter ook niet. Ze zijn terug naar Nederland. Hoe kan dat nou? 'Vous n'êtes pas au courant?', U bent niet op de hoogte? Nee, ik weet nergens van. 'Bonbien', welnu. Michel vertelt: Ze werkten samen. Hij, Lilian, Marie en Henri. Er werd hard gewerkt en de sfeer was goed. Helaas waren er minder gasten dan verwacht. Aan het einde van het seizoen was er niets verdiend. Marie en Henri geloofden het niet. Ze waren laaiend. Op hoge poten zijn ze vertrokken. Henri wil nu samen met Marie in Zuid-België iets beginnen.
Einde droom, nieuwe horizonten. En ik kom niet in de verleiding een heikele koerswijziging te maken in mijn manier van broodwinnen.


Rianne en Floppie mogen vrij rondlopen, ik kan gaan staan waar ik wil, blijven zo lang ik wil en betalen hoeft niet. Als ik vertrek zal Michel de kar met de tractor naar boven brengen. Aardig. Dat kan ook van de camping worden gezegd. Aan de voet van hoge bergen, aan de oever van het riviertje Cèze. Eén groot bos waarin paden en kampeerplekken zijn uitgehakt, een zwembadje, schoon sanitair. Ik kies een plek uit dichtbij het sanitair, geef Rianne de vrijheid, neem een aperitief en begin aan een brief naar Marie. Ik wil haar kant van de zaak wel eens horen. Terwijl ik aan het pennen ben, verschijnt tussen de bomen een dochter van Eva, zonder vijgenblad. Ze schenkt mij een vriendelijke glimlach en begeeft zich naar het sanitair. Ik lach schaapachtig terug. Het is niet voor het eerst dat ik een naakte vrouw zie, maar in de vrije natuur kom ik er niet echt vaak een tegen. Ik wend mijn ogen af. Eén blik volstaat om vast te stellen dat Ons Heer een goede dag had toen hij haar schiep. De behoefte mijzelf in Adamskostuum te kleden ontbreekt. Ieder zijn meug. Had ik een vacht als Rianne dan zou ik er misschien anders over denken. Rianne, waar hangt ze uit? Ik vind haar op het moment dat ze pootje baadt in de Cèze. Tot haar knieën zakt ze weg in het grint. Ze toont geen enkele angst voor het bruisende water. Ze begint te dollen als een blije kleuter. Dit gaat verkeerd. Het riviertje is bezaaid met stukken rots. Ze kan haar benen breken, met een hoef beklemd raken. Gekleed en wel loop ik het water in, grijp haar bij de maantop en leid haar naar de oever. Toch maar aan de tuier, dat is een stuk veiliger.

(18/9) Rianne is weer aan nieuwe schoenen toe. Ik laat smid Bouchon in Saint Ambroix de oude ijzers zien met de widiastiften. Hij pakt een spijker en een hamer en tikt ze eruit. Ze zijn conisch en op één na gaaf als nieuwe. Widia, 'Wie Diamant'. Gaatjes boren, erin tikken en klaar is kees. Tweehonderdtwintig franc inclusief het lassen van de pin in de burrie waaraan het zwenghout vastzit. Vastzat. De pin brak toen Michel met zijn tractor de kar het campingpad optrok. Met een stuk ketting maakte hij een noodvoorziening.

(19/9) Les Fumades les Bains. Vier sterrencamping. Maar, ze willen een eenzame bohémien niet het vel over de oren halen. Veertig franc per nacht.
Rianne raakte haar avondbrok nauwelijks aan. Ziek? Ik zal haar een paar dagen rust gunnen.
Zalig geslapen. Les Fumades les Bains heeft geneeskrachtige bronnen. Vandaar 'les Bains', heilzame baden. Misschien staat mijn kar wel boven zo'n bron. En vandaar die 'zalige slaap'. Rianne hinnikt opgewekt als ik haar een handje brokken geef. Ze wil aangehaald worden. Ze ziet er gezond uit. Toch maar even temperaturen. Een buurman is bereid een voorbeen op te nemen, zodat ze niet kan slaan als ik de thermometer in de aarsopening steek. Ze geeft geen krimp. 38,9 Celsius. Verhoging. Ik schrijf rust voor. Met de behulpzame buurman doe ik boodschappen in Alès.

(20/9) François, een van de campingbazen, leent mij een zadel. Even stappen in de omgeving, Rianne heeft beweging nodig. Bij het beklimmen van een berg klautert ze over rotsachtige paden alsof ze niet anders gewend is. In Boisson komen we Louisa tegen. Wat een toeval. We hebben elkaar al eerder ontmoet. Zij en haar vriend John werken op een camping met een Nederlandse eigenaar. De camping leek me niets voor zwervers, we trokken verder.
Louisa vindt het leuk even op Rianne te mogen rondstappen en nodigt me daarna uit voor een glaasje in haar gîte. De voertaal is Engels. Net als John - die zich later bij ons voegt - komt ze uit Wales. Via een Britse organisatie zijn ze hier terecht gekomen. Een soort vakantiewerk, begrijp ik. Ze heeft heimwee, wil een gezin stichten. Kinderen. Haar vriend trekt er niet zo aan. Thuis, in Wales, werkt ze in een winkel. Hier maakt ze toiletten schoon. Of ik zin heb vanavond bij hen te souperen?
Tegen etenstijd spoed ik me op een jongedamesfietsje, de enige fiets op de camping, naar de gîte. Een heet maal, dat wat weg heeft van chili con carne, wordt opgediend. Met praten en filosoferen wordt de avond aangenaam doorgebracht. Louisa wil weten hoe oud ik ben. Zij is negentien, John eenendertig. Waarom willen mensen elkaars leeftijd weten? Een mens is zo oud als hij zich voelt. Vijfenveertig, zeg ik. Een grapje, meent Louisa. Ik kan niet veel ouder zijn dan haar vriend. Naar mijn gevoel ben ik zelfs jonger. Weg van sleur en stress, dag in dag uit in de natuur, werkt verfrissend op lichaam en geest. Bij het afscheid heeft Louisa rode koontjes en kijkt me allerliefst aan. De blik van Pascal. Een kusje links, een kusje rechts en ik fiets haastig terug naar mijn huifkar voordat ik word overvallen door een groene bui.

(22/9) Na nog een dag rust kan Rianne er weer tegenaan. Het wordt tijd terug te gaan naar Nederland. De Middellandse Zee, naar schatting twee dagtochten vanaf Les Fumades les Bains, trekt me niet. Zand en water is leuk voor zonaanbidders. Ik besluit naar het oosten af te buigen, via de Ardèche naar de rivier de Rôhne en daarlangs naar het noorden te trekken. Rianne zal me dankbaar zijn. Rivieren lopen door dalen, dat scheelt een hoop vermoeiende 'côtes'.
Na Barjac kondigt Nederland zich al aan. Linde, 'le tilleul' in het Frans, maar dat weten de bewoners van het dorpje niet. In elk geval de campingbeheerder niet. Het interesseert hem ook niet. Hij wil tien franc voor de overnachting. Hij werpt een blik op de huifkar en zegt: 'C'est bien si on a le temps', leuk als je de tijd hebt. 'Bonne soirée!' 'Ook goedenavond', zeg ik. Hij lacht.

Mooi sanitair, drukkraan bij een boom, een hele en een gebroken schommel, enkele lege caravans. Bomen en struiken breken de straffe wind. Ik kijk uit op beboste bergen waar de ondergaande zon lichte en donkere kleurschakeringen in aanbrengt. Nog even en ook ik ga gedichten schrijven: 'Hier ligt Peer, hij is niet meer.' {Met dank aan Poot (landbouwer, dichter, 1689 - 1733), hij is dood}.
Ik neem een neutje en schrijf: 'Vertrek half elf vanaf Les Fumades. Een moederlijk type houdt me op. Ze vertelt me over haar liefde voor dieren, de onveiligheid op de wegen, in de stad, in de natuur door zwervers, dak- en thuislozen. Of ik toch vooral voorzichtig zal zijn. In La Bégude koop ik vijftig kilo paardenbrok voor honderd franc. In Barjac meen ik de caravan van Marie te zien. Bij camping Château de Boisson zwaai ik denkbeeldig naar John en Louisa.
Mijn gedachten gaan terug naar camping Le Martinet. Jammer toch. Marie had er zich zo veel van voorgesteld. Ik zie de vrouw voor me die op de ochtend van mijn vertrek naturistisch staat te wezen bij de wasgelegenheid. Trui tot even boven de navel, sokken tot aan de knie, laarzen. In haar rechterbil zit een deukje.
Van ravioli, uien, ei en tomaten maak ik een dikke soep. De koffie stoot ik om over mijn slaapzak. Dat wordt slapen onder de paardendeken.

(23/9) Rianne eet haar brokken met lange tanden. Misschien bevalt de samenstelling van de nieuwe voorraad haar niet. Mij beviel de nacht in Linde niet (l'Inde, zegt de kaart, India). Om middernacht werd ik wakker van de kou. Met het droge deel van de natte slaapzak kreeg ik het warm. Om half vijf maakte Rianne me wakker doordat de ketting van de tuier over een lege emmer bleef schuren.
Berg op, berg af. Aan het einde van de dag rijden we de camping van Saint Marcel d'Ardêche op. Gesloten officieel, maar het sanitair functioneert nog.
Ons verschijnen jaagt een eenzame gast schrik aan. Ik schenk hem een vriendelijke glimlach die hem over zijn angst heen helpt. Hij is een 27-jarige Duitse student in de medicijnen die er met fiets en tentje alleen op uit is getrokken. Hij is drie weken onderweg, steeds op de vlucht voor de regen. Van warm eten komt niet veel. Nou, dan treft hij het vandaag. Ik laat hem delen in mijn culinaire overvloed en het is een genot te zien hoe hij zich te goed doet. De volgende ochtend ontbijten we samen. Een jongen uit het dorp die een kijkje komt nemen haalt (en betaalt) vers brood voor ons. Nee, hij wil het geld niet. Hij vertelt van plan te zijn zelf een huifkar te bouwen en te gaan trekken. Dat heb ik meer gehoord, maar in de meeste gevallen blijft het 'un rêve', een droom.

(24/9) Gert-Jan Boelens en Justine Niemeijer van manege De Distelhoeve in het Brabantse Helvoirt hebben te paard een retourtje Luxemburg genomen. Nederlanders op een camping in Viviers laten mij het artikel lezen dat in Neêrlands grootste dagblad staat. Een tocht zoals ik aanvankelijk zelf in gedachten had. In het zadel, dwars door bos en heide, midden in de natuur. Voordeel van een huifkar is echter dat je bed en keuken bij de hand hebt. Luxe! Nadeel is dat je gebaande wegen moet volgen van ten minste de breedte en de hoogte van de huifkar. Laaghangende takken, een diepe greppel, een te smal pad of een omgevallen boom en je kunt omkeren.
Ik neem de kans waar met de Nederlanders mee te rijden naar Montelimar en koop er twee paar hoge schoenen. Net als het tuig zet ik ze dik in het vet.

(25/9) Waartoe zijn we op aarde? Die vraag duikt op als ik depri ben of te weinig omhanden heb. De jus is er een beetje vanaf. Het landschap is mooi, de wegen zijn niet te druk, de hellingen niet te steil, de mensen vriendelijk. Ik loop meestal met Rianne mee en neurie een liedje dat niet uit mijn hoofd wil. Slaat de verveling toe? Ik mis de uitdaging, het ruige berglandschap. Onderweg word ik aangehouden door een gendarme. Twee dagen terug ook al. Toen wilden hij en twee collega's mijn paspoort zien. Of ze koffie wilden, vroeg ik. Die wilden ze wel. Nu komt een van de drie zo maar een babbeltje maken.
'Camping interdit' staat op het bord. Het is half zeven als wij in Baix het terrein oprijden waar het verboden is te kamperen. De pot op met het verbod. Rianne heeft rust nodig. Ik ook. In Cruas, waar we een uur eerder waren, was een camping, maar ik vond het nog te vroeg om te stoppen. Of er een in le Pouzin is, vier kilometer verderop? De Baixenaar aan wie ik het vraag is er niet zeker van. Dan overtreden we maar de wet.
Er komen twee mensen langs met een hond. Ze knikken vriendelijk. Een moeder stuurt twee kinderen naar huis. De vrouw die vanuit haar huis uitkijkt op mijn kar groet niet terug, ze sluit de luiken. Een gure wind giert door de spleten van de kar. Mijn koude voeten krijg ik zelfs niet warm met een hete kruik.
 

 

 

Rawhide